Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·vriest

Werkwoord

vervoeging van
ontvriezen

ontvriest

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvriezen
    • Jij ontvriest. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvriezen
    • Hij ontvriest. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ontvriezen
    • Ontvriest! 

Gangbaarheid