Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·vries

Werkwoord

vervoeging van
ontvriezen

ontvries

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvriezen
    • Ik ontvries. 
  2. gebiedende wijs van ontvriezen
    • Ontvries! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontvriezen
    • Ontvries je? 

Gangbaarheid