Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·plof·te

Werkwoord

vervoeging van
ontploffen

ontplofte

  1. enkelvoud verleden tijd van ontploffen
    • Ik ontplofte. 
    • Jij ontplofte. 
    • Hij, zij, het ontplofte. 
  2. verbogen vorm van ontploft, voltooid deelwoord van ontploffen