• ont·pak·te
vervoeging van
ontpakken

ontpakte

  1. enkelvoud verleden tijd van ontpakken
    • Ik ontpakte. 
    • Jij ontpakte. 
    • Hij, zij, het ontpakte. 
vervoeging van: ontpakken…
verbogen vorm: ontpaktee

ontpakte

  1. verbogen vorm van ontpakt, voltooid deelwoord van ontpakken