• ont·men·se·lijk
vervoeging van
ontmenselijken

ontmenselijk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontmenselijken
    • Ik ontmenselijk. 
  2. gebiedende wijs van ontmenselijken
    • Ontmenselijk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontmenselijken
    • Ontmenselijk je?