ontgoogel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·goo·gel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontgoogelen |
ontgoogel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgoogelen
- Ik ontgoogel.
- gebiedende wijs van ontgoogelen
- Ontgoogel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontgoogelen
- Ontgoogel je?
Gangbaarheid
- Het woord ontgoogel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.