ontgoogelen/vervoeging
informatie onvindbaar maken op internet bewerken
vervoeging van de bedrijvende vorm van ontgoogelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontgoogelen | te ontgoogelen | ||||||||
toekomend | zullen ontgoogelen | te zullen ontgoogelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontgoogeld | te hebben ontgoogeld | ||||||||
toekomend | ontgoogeld zullen hebben | ontgoogeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ontgoogelend | ontgoogeld | ev. ontgoogel |
mv. verouderd ontgoogelt |
ontgoogele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontgoogel | ontgoogelt | ontgoogelt | ontgoogelt | ontgoogelt | ontgoogelen | ontgoogelen | ontgoogelen | |||
verleden (o.v.t.) | ontgoogelde | ontgoogelde | ontgoogelde | ontgoogelde | ontgoogelde | ontgoogelden | ontgoogelden | ontgoogelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontgoogelen | zult/zal ontgoogelen | zult/zal ontgoogelen | zult ontgoogelen | zal ontgoogelen | zullen ontgoogelen | zullen ontgoogelen | zullen ontgoogelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontgoogelen | zou ontgoogelen | zou(dt) ontgoogelen | zoudt ontgoogelen | zou ontgoogelen | zouden ontgoogelen | zouden ontgoogelen | zouden ontgoogelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontgoogeld | hebt ontgoogeld | hebt/heeft ontgoogeld | hebt ontgoogeld | heeft ontgoogeld | hebben ontgoogeld | hebben ontgoogeld | hebben ontgoogeld | |||
verleden (v.v.t.) | had ontgoogeld | had ontgoogeld | had ontgoogeld | hadt ontgoogeld | had ontgoogeld | hadden ontgoogeld | hadden ontgoogeld | hadden ontgoogeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontgoogeld hebben | zal/zult ontgoogeld hebben | zult/zal ontgoogeld hebben | zult ontgoogeld hebben | zal ontgoogeld hebben | zullen ontgoogeld hebben | zullen ontgoogeld hebben | zullen ontgoogeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontgoogeld hebben | zou ontgoogeld hebben | zou/zoudt ontgoogeld hebben | zoudt ontgoogeld hebben | zou ontgoogeld hebben | zouden ontgoogeld hebben | zouden ontgoogeld hebben | zouden ontgoogeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ontgoogeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ontgoogeld | er is ontgoogeld | |||||||||
verleden | er werd ontgoogeld | er was ontgoogeld | |||||||||
toekomend | er zal ontgoogeld worden | er zal ontgoogeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ontgoogeld worden | er zou ontgoogeld zijn | |||||||||
lijdende vorm ontgoogeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontgoogeld worden | ontgoogeld te worden | ||||||||
toekomend | ontgoogeld zullen worden | ontgoogeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ontgoogeld zijn | ontgoogeld te zijn | ||||||||
toekomend | ontgoogeld zullen zijn | ontgoogeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ontgoogeld | wordt ontgoogeld | wordt ontgoogeld | wordt ontgoogeld | wordt ontgoogeld | worden ontgoogeld | worden ontgoogeld | worden ontgoogeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd ontgoogeld | werd ontgoogeld | werd ontgoogeld | werdt ontgoogeld | werd ontgoogeld | werden ontgoogeld | werden ontgoogeld | werden ontgoogeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontgoogeld worden | zult ontgoogeld worden | zult ontgoogeld worden | zult ontgoogeld worden | zal ontgoogeld worden | zullen ontgoogeld worden | zullen ontgoogeld worden | zullen ontgoogeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontgoogeld worden | zou ontgoogeld worden | zou/zoudt ontgoogeld worden | zoudt ontgoogeld worden | zou ontgoogeld worden | zouden ontgoogeld worden | zouden ontgoogeld worden | zouden ontgoogeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ontgoogeld | bent ontgoogeld | bent/is ontgoogeld | zijt ontgoogeld | is ontgoogeld | zijn ontgoogeld | zijn ontgoogeld | zijn ontgoogeld | |||
verleden (v.v.t.) | was ontgoogeld | was ontgoogeld | was ontgoogeld | waart ontgoogeld | was ontgoogeld | waren ontgoogeld | waren ontgoogeld | waren ontgoogeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontgoogeld zijn | zult ontgoogeld zijn | zult ontgoogeld zijn | zult ontgoogeld zijn | zal ontgoogeld zijn | zullen ontgoogeld zijn | zullen ontgoogeld zijn | zullen ontgoogeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontgoogeld zijn | zou ontgoogeld zijn | zou/zoudt ontgoogeld zijn | zoudt ontgoogeld zijn | zou ontgoogeld zijn | zouden ontgoogeld zijn | zouden ontgoogeld zijn | zouden ontgoogeld zijn |