• on·mis·ba·re

onmisbare

  1. verbogen vorm van de stellende trap van onmisbaar
enkelvoud meervoud
naamwoord onmisbare onmisbaren
verkleinwoord

de onmisbarev / m

  1. persoon waar men niet zonder kan
     Kennelijk was ze ervan uitgegaan dat ze bij de onmisbaren hoorde.[1]