• on·der·schat·te
vervoeging van
onderschatten

onderschatte

  1. enkelvoud verleden tijd van onderschatten
    • Ik onderschatte. 
    • Jij onderschatte. 
    • Hij, zij, het onderschatte. 
  2. aanvoegende wijs van onderschatten
  3. verbogen vorm van onderschat, voltooid deelwoord van onderschatten