onderloop
- on·der·loop
vervoeging van |
---|
onderlopen |
onderloop
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderlopen
- ... dat ik onderloop.
vervoeging van |
---|
onderlopen |
onderloop
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderlopen
- Ik onderloop.
- gebiedende wijs van onderlopen
- Onderloop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderlopen
- Onderloop je?
- [1] loop onder
- Het woord onderloop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.