• om·wroet
vervoeging van
omwroeten

omwroet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omwroeten
    • ... dat ik omwroet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omwroeten
    • ... dat jij omwroet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omwroeten
    • ... dat hij omwroet.