Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·wolk·te

Werkwoord

vervoeging van
omwolken

omwolkte

  1. enkelvoud verleden tijd van omwolken
    • Ik omwolkte. 
    • Jij omwolkte. 
    • Hij, zij, het omwolkte. 
vervoeging van: omwolken…
verbogen vorm: omwolktee

omwolkte

  1. verbogen vorm van omwolkt, voltooid deelwoord van omwolken

Gangbaarheid