Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·pakt

Werkwoord

vervoeging van
ompakken

ompakt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ompakken
    • ... dat jij ompakt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ompakken
    • ... dat hij ompakt. 

Gangbaarheid