• om·kom
vervoeging van
omkomen

omkom

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkomen
    • ... dat ik omkom. 


  • om·kom
  • Afleiding van het Deense werkwoord nevne met het voorvoegsel opp-
Naar frequentie 10766

omkom

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van omkomme


  • om·kom
  • Afleiding van het Noorse werkwoord nevne met het voorvoegsel opp-
Naar frequentie 9424

omkom

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van omkomme

omkom

  1. gebiedende wijs van omkomme


  • om·kom
  • Afleiding van het Nynorske werkwoord nevne met het voorvoegsel opp-

omkom

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van omkomma

omkom

  1. gebiedende wijs van omkomma

omkom

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van omkomme

omkom

  1. gebiedende wijs van omkomme