• om·klemt
vervoeging van
omklemmen

omklemt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omklemmen
    • Jij omklemt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omklemmen
    • Hij omklemt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omklemmen
    • Omklemt!