omklemt
- om·klemt
vervoeging van |
---|
omklemmen |
omklemt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omklemmen
- Jij omklemt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omklemmen
- Hij omklemt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omklemmen
- Omklemt!
- Het woord omklemt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.