omboord
- om·boord
- vervoeging van omboorden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel [1]
vervoeging van |
---|
omboorden |
omboord
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omboorden
- ... dat ik omboord.
vervoeging van |
---|
omboorden |
omboord
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omboorden
- Ik omboord.
- gebiedende wijs van omboorden
- Omboord!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omboorden
- Omboord je?
vervoeging van: | omboorden… |
verbogen vorm: | omboorde |
omboord
- voltooid deelwoord van omboorden
- Het woord omboord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omboord" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be