• ob·du·ce·ren
  • met het voorvoegsel ob-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
obduceren
obduceerde
geobduceerd
zwak -d volledig

obduceren

  1. overgankelijk een lijkschouwing uitvoeren
    • Het lijk werd geobduceerd omdat er twijfel bestond over de doodsoorzaak. 

-->

52 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be