nitreerde
- ni·treer·de
vervoeging van |
---|
nitreren |
nitreerde
- enkelvoud verleden tijd van nitreren
- Ik nitreerde.
- Jij nitreerde.
- Hij, zij, het nitreerde.
- Ik nitreerde.
- Het woord nitreerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.