narvala
- IPA: /narvala/
- nar·va·la
narvala
- genitief enkelvoud van narval
- accusatief enkelvoud van narval
- na·rva·la
narvala
- vrouwelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord narvat
- onzijdig derde persoon meervoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord narvat
- vrouwelijk enkelvoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord narvat
- onzijdig meervoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord narvat