• na·las
vervoeging van
nalezen

nalas

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van nalezen
    • ... dat ik nalas. 
    • ... dat jij nalas. 
    • ... dat hij, zij, het nalas. 
vervoeging van
nalassen

nalas

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nalassen
    • ... dat ik nalas.