Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mon·kelt

Werkwoord

vervoeging van
monkelen

monkelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van monkelen
    • Jij monkelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van monkelen
    • Hij monkelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van monkelen
    • Monkelt! 

Gangbaarheid