• mon·kel
vervoeging van
monkelen

monkel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van monkelen
    • Ik monkel. 
  2. gebiedende wijs van monkelen
    • Monkel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van monkelen
    • Monkel je?