monkel
- mon·kel
vervoeging van |
---|
monkelen |
monkel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van monkelen
- Ik monkel.
- gebiedende wijs van monkelen
- Monkel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van monkelen
- Monkel je?
- Het woord monkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.