• mis·zie
vervoeging van
miszien

miszie

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miszien
    • Ik miszie. 
  2. gebiedende wijs van miszien
    • Miszie! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miszien
    • Miszie je? 
  4. aanvoegende wijs van miszien
  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miszien
    • ... dat ik miszie.