• mis·tast
vervoeging van
mistasten

mistast

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mistasten
    • ... dat ik mistast. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mistasten
    • ... dat jij mistast. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mistasten
    • ... dat hij mistast.