• mis·ta
Naar frequentie 9823

mista

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van miste

mista

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van miste

mista

  1. voltooid (verleden) deelwoord van miste


  • mis·ta

mista

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast miste, zie aldaar

mista

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van mista

mista

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van mista

mista

  1. voltooid (verleden) deelwoord van mista

mista

  1. gebiedende wijs van mista

mista

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van miste

mista

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van miste

mista

  1. voltooid (verleden) deelwoord van miste

mista

  1. gebiedende wijs van miste