• mis·leest
vervoeging van
mislezen

misleest

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mislezen
    • Jij misleest. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mislezen
    • Hij misleest. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van mislezen
    • Misleest! 
vervoeging van
mislezen

misleest

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mislezen
    • ... dat jij misleest. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mislezen
    • ... dat hij misleest.