mislees
- mis·lees
vervoeging van |
---|
mislezen |
mislees
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mislezen
- Ik mislees.
- gebiedende wijs van mislezen
- Mislees!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mislezen
- Mislees je?
vervoeging van |
---|
mislezen |
mislees
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mislezen
- ... dat ik mislees.
- Het woord mislees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.