mislas
- mis·las
vervoeging van |
---|
mislezen |
mislas
- enkelvoud verleden tijd van mislezen
- Ik mislas.
- Jij mislas.
- Hij, zij, het mislas.
- Ik mislas.
vervoeging van |
---|
mislezen |
mislas
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van mislezen
- ... dat ik mislas.
- ... dat jij mislas.
- ... dat hij, zij, het mislas.
- ... dat ik mislas.
- Het woord mislas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.