• mek·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mekken
mekte
gemekt
zwak -t volledig

mekken

  1. inergatief een geluid voortbrengen zoals dat van een schaap
    • Het lammetje mekte zachtjes en vlijde zich neer naast zijn moeder. 
  2. inergatief zeuren, klagen, mopperen
    • Er werd wat gemekt en gekreund, maar al snel legden zij er zich bij neer. 
42 % van de Nederlanders;
40 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be