meemaak
- Geluid: meemaak (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmemak / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈme.mak/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈme.mak/
- (Limburg): /ˈme.mak/
- mee·maak
vervoeging van |
---|
meemaken |
meemaak
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meemaken
- ... dat ik meemaak.
- Het woord meemaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.