Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·di·bels
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de mandibelsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mandibel
    • Het geritsel van de miljoenen mandibels en vleugels en achterpoten van die treksprinkhanen wordt een dreun, een zucht, een aardbeving... [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen