Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [A] maar·tje
  • [B] maart·je

Zelfstandig naamwoord

het maartjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord maar

het maartjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord maart

Gangbaarheid