• lu·et
  • Afleiding van het Noorse werkwoord lue met het achtervoegsel -t.
Naar frequentie 29746
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud luet
o enkelvoud luet
meervoud luede
luete
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
luede
luete

luet

  1. gelaaid, gevlamd
  2. gelicht, geschenen

luet

  1. verleden tijd van lue
  2. voltooid deelwoord van lue