loophoepels
- Geluid: loophoepels (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlophupəls / (3 lettergrepen)
- loop·hoe·pels
- loophoepel zn met de uitgang -s
de loophoepels mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord loophoepel
- ▸ Kom je met opa en oma? Dan kunnen zij je misschien nog wel voordoen hoe ze vroeger speelden met loophoepels.[1]
- Het woord 'loophoepels' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Lego en cowboysoep bij museum Buurtspoorweg” (11 oktober 2020) op xtranieuws.nl