1. Twee jongens spelen met hun loophoepels.
  • loop·hoe·pels

de loophoepelsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord loophoepel
     Kom je met opa en oma? Dan kunnen zij je misschien nog wel voordoen hoe ze vroeger speelden met loophoepels.[1]
  1.   Weblink bron “Lego en cowboysoep bij museum Buurtspoorweg” (11 oktober 2020) op xtranieuws.nl