lisp
- lisp
vervoeging van |
---|
lispen |
lisp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lispen
- Ik lisp.
- gebiedende wijs van lispen
- Lisp!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lispen
- Lisp je?
enkelvoud | meervoud |
---|---|
lisp | lisps |
lisp
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to lisp |
he/she/it | lisps |
verleden tijd | lisped |
voltooid deelwoord |
lisped |
onvoltooid deelwoord |
lisping |
gebiedende wijs | lisp |
lisp