• lijn·doe·ken

de lijndoekenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lijndoek
    • De H. Petrus zei ook dit nog: ‘Neem mijn raad aan, spoed u, stel orde in uw huis, regel uw begrafenis, en zoek zuivere lijndoeken, want gij zult weldra vertrekken uit uw lichaam, en uw oogen zullen de onheilen niet aanschouwen, welke de Hunnen over Gallië zullen aanbrengen.’ [1]