Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·goot
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
legoën

legoot

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van legoën
    • Jij legoot. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van legoën
    • Hij legoot. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van legoën
    • Legoot!