Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kwi·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kwiteren
kwiteerde
gekwiteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

kwiteren

  1. (ov.ww.) vrijstelling verlenen
  2. (ov.ww.) voor voldaan ondertekenen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

30 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be