• kwis·ten·bie·bel
enkelvoud meervoud
naamwoord kwistenbiebel kwistenbiebels
verkleinwoord kwistenbiebeltje
kwistenbiebelke
kwistenbiebeltjes
kwistenbiebelkes

de kwistenbiebelm

  1. een merkwaardig, dwaas persoon
    • Een of andere kwistenbiebel heeft de tuinkabouter ondersteboven in het bloemperk gezet. 

In Suske & Wiske strip w:De kaartendans (1962), p49:

Lambik: In mijn geestige droom kom ik daar een klaveren aas tegen en die kwistenbiebel zegt...
Jerom: Ziet er anders goed wakker uit!