kvelva
- kvel·va
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
- Bijvoeglijk naamwoord: bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van het Noorse werkwoord kvelve
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | kvelva | ||
o enkelvoud | kvelva | |||
meervoud | kvelva | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
kvelva |
kvelva
kvelva
kvelva, mv
- bepaalde vorm nominatief meervoud van kvelv
- kvel·va
- Bijvoeglijk naamwoord: bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van de Nynorske werkwoorden kvelva en kvelve
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | kvelva | ||
o enkelvoud | kvelva | |||
meervoud | kvelva | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
kvelva |
kvelva
Werkwoord A:
kvelva
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast kvelve, zie aldaar
Werkwoord B:
kvelva
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast kvelve, zie aldaar
kvelva
kvelva
- gebiedende wijs van kvelva
kvelva
kvelva
- gebiedende wijs van kvelve