kruisjas
- kruis·jas
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruisjas | kruisjassen |
verkleinwoord | - | - |
- (spel) kaartspel
vervoeging van |
---|
kruisjassen |
kruisjas
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruisjassen
- Ik kruisjas.
- gebiedende wijs van kruisjassen
- Kruisjas!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruisjassen
- Kruisjas je?
- Het woord kruisjas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.