Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kruis·bloe·migs
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

kruisbloemigs

  1. partitief van de stellende trap van kruisbloemig
    • Je kunt op een dag enorm veel bladgroente en andere groenten eten en toch geen sulforafaan binnenkrijgen als je niet iets kruisbloemigs eet. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen