Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krik·krak
Woordherkomst en -opbouw

Tussenwerpsel

krikkrak [1]

  1. het geluid van iets dat barst of kraakt

Werkwoord

vervoeging van
krikkrakken

krikkrak

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krikkrakken
    • Ik krikkrak. 
  2. gebiedende wijs van krikkrakken
    • Krikkrak! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krikkrakken
    • Krikkrak je? 

Gangbaarheid

Verwijzingen