krijsten
- krijs·ten
vervoeging van |
---|
krijsen |
krijsten
- meervoud verleden tijd van krijsen
- Wij krijsten.
- Jullie krijsten.
- Zij krijsten.
- Wij krijsten.
- Het woord krijsten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
krijsen |
krijsten