kloosterzustertje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kloos·ter·zus·ter·tje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het kloosterzustertjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kloosterzuster

Gangbaarheid