Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kleurt aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aankleuren

kleurt (...) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankleuren
    • Jij kleurt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aankleuren
    • Hij kleurt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aankleuren
    • Kleurt aan! 

Gangbaarheid