Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klam·me

Bijvoeglijk naamwoord

klamme

  1. verbogen vorm van de stellende trap van klam
     Ik wreef mijn klamme handen droog aan mijn korte broek en stak mijn armen en wandelstokken wijd uit om als een trapezeartiest naar de overkant te balanceren, mijn blik geconcentreerd op de overkant.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • klam·me

Bijvoeglijk naamwoord

klamme

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief vrouwelijk enkelvoud van klamm
  2. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief vrouwelijk enkelvoud van klamm
  3. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief meervoud van klamm
  4. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief meervoud van klamm
  5. bepaald nominatief mannelijk enkelvoud van klamm
  6. bepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van klamm
  7. bepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van klamm
  8. bepaald nominatief onzijdig enkelvoud van klamm
  9. bepaald accusatief onzijdig enkelvoud van klamm
  10. onbepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van klamm
  11. onbepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van klamm


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • klam·me

Werkwoord

klamme

  1. eerste persoon meervoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord klamat