klamme
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- klam·me
Bijvoeglijk naamwoord
klamme
- verbogen vorm van de stellende trap van klam
- ▸ Ik wreef mijn klamme handen droog aan mijn korte broek en stak mijn armen en wandelstokken wijd uit om als een trapezeartiest naar de overkant te balanceren, mijn blik geconcentreerd op de overkant.[1]
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
Duits
Uitspraak
- IPA: /klamə/
Woordafbreking
- klam·me
Bijvoeglijk naamwoord
klamme
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief vrouwelijk enkelvoud van klamm
- onbepaald (zonder lidwoord) accusatief vrouwelijk enkelvoud van klamm
- onbepaald (zonder lidwoord) nominatief meervoud van klamm
- onbepaald (zonder lidwoord) accusatief meervoud van klamm
- bepaald nominatief mannelijk enkelvoud van klamm
- bepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van klamm
- bepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van klamm
- bepaald nominatief onzijdig enkelvoud van klamm
- bepaald accusatief onzijdig enkelvoud van klamm
- onbepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van klamm
- onbepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van klamm
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /klamɛ/
Woordafbreking
- klam·me
Werkwoord
klamme
- eerste persoon meervoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord klamat