Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klaar·speel·den

Werkwoord

vervoeging van
klaarspelen

klaarspeelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van klaarspelen
    • ...dat wij klaarspeelden. 
    • ...dat jullie klaarspeelden. 
    • ...dat zij klaarspeelden.