Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kib·be·lend

Werkwoord

vervoeging van: kibbelen
verbogen vorm: kibbelende

kibbelend

  1. onvoltooid deelwoord van kibbelen
     Wat hij natuurlijk waagde te betwijfelen en zo liepen ze elk met een rugzak om kibbelend de Kallvâgen op, zonder ski's de natuur in[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691