• ke·ten·de
vervoeging van
ketenen

ketende

  1. enkelvoud verleden tijd van ketenen
    • Ik ketende. 
    • Jij ketende. 
    • Hij, zij, het ketende. 
vervoeging van: keten
verbogen vorm: ketendee

ketende

  1. verbogen vorm van ketend, het onvoltooid deelwoord van keten